De promovenda-amoebe

Blog, Onderzoek 0 comments

-Door Mirjam Riedinger, aios psychiatrie LUMC-

“Deze onzekerheid vind ik niks voor jou.” Zegt mijn promotor als ik, na de eerste acht weken officieel promotieonderzoek tegenover hem zit. Na krappe vijf jaar artsenschap, waarvan tweeëneenhalf jaar als AIOS psychiatrie, herken ik zijn verbazing. Reeds als coassistent werd ik als mondig beschouwd en het begrip ‘duidelijk aanwezig’ is in zowel positieve als negatieve zin aan mijn persoon verbonden. In eerste instantie baseerde ik mijn mondigheid op kennis en leergierigheid, later werd deze basis uitgebreid met meer kennis en ervaringen. Zes jaar lang lepelde ik als student elke vorm van lesstof gretig op, en ook in mijn eerste jaren als arts bleef ik geregeld hangen na nachtdiensten voor onderwijs of las ik in mijn vrije tijd, geheel vrijwillig, vakbladen. De onstilbare honger naar kennis bleef, en tijdens de coronapandemie kreeg ik, door de door menig mens gedeelde vraag “wat vind ik nou belangrijk?” en de niet al te subtiele porren van mijn meerderen, het briljante idee om te beginnen aan een promotietraject. Waar ik tot nog toe enkel kritisch consument was van de wetenschappelijke literatuur, besloot ik mij te wijden aan de leverende kant.

En daar sta je dan, met ervaring en kennis op een compleet ander gebied, weer aan het begin van de voedselketen. De promovenda-amoebe heb ik mij inmiddels zelf maar gedoopt om woorden te geven aan het gevoel dat deze nieuwe tak van sport me geeft. Deze beeldspraak is niet geheel in lijn met de leercurve die ik voor mezelf hoop te bereiken, waarin ik mijn promotor dikwijls als orakel aanduid en ik dus eerder een broekie in het leger van de Griekse oudheid zou moeten zijn. Amoebe klinkt gepast, omdat ik me enerzijds prima kan vermaken in het equivalent van een druppel water als de wetenschappelijk literatuur de oceaan is, en ik anderzijds soms het gevoel heb doelloos tussen hogere machten te spartelen. Promotors en copromotors die elkaars tekst, of nog veel vaker, hun eigen tekst in opeenvolgende versies steevast aanpassen of commentaar geven als ‘te lange zin’ of ‘onduidelijk, scherper formuleren’, of mijn absolute favoriet: ’?’. Het enkele vraagteken dat me kort een gevoel van gelijkwaardigheid geeft: ik weet het ook niet. Waar ik na vijf jaar wel zeker weet wat ik goede zorg vind, weet ik na drie maanden onderzoek nog niet net zo zeker wat ik goed onderzoek vind. Waar ik weet hoe ik een patiënt op een lange wachtlijst moet begeleiden, weet ik nog niet zo goed wat ik met mezelf aan moet terwijl ik wacht op het antwoord van een Medisch Ethische Toetsingscommissie. En waar de persoonlijke grenzen in direct patiëntencontact me worden ingegeven door verbale, non-verbale en contextuele cues, vraag ik me nu wel eens af hoe de patiënt die een vragenlijst thuis invult zich voelt als ik meerdere vragen stel over mogelijk (illegaal) drugsgebruik.

Gelukkig ben ik niet de eerste, noch de laatste die deze evolutie doorloopt en worden mijn klaagzangen naar vrienden en bekenden die vaak al opgeklommen zijn tot minstens het niveau van een Griekse legergeneraal of held, beantwoord met bemoedigende woorden van herkenning. “Welkom in de wereld van de wetenschap!” Deze welkomstgroet krijg ik ook van mijn promotor en herhaal ik nog terwijl ik weer terug drentel naar versie 16 van een protocol dat ik het liefst al bij versie 5 de deur uit had gedaan.  Ik stel mezelf gerust met de gedachte dat evolutie duizenden jaren doet over merkbare veranderingen, maar optimist dat ik ben, hoop ik na een jaar het niveau van een kikkervisje te hebben.  

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.